Skip to main content

Auteur: Rekenkamer Maastricht

Casus SSC-ZL en e-mailonderzoek

In 2014 is besloten tot oprichting van het Shared Service Center Zuid-Limburg. Dit is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Maastricht, Heerlen en Sittard-Geleen in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. Bij de daaropvolgende inrichting van het SSC-ZL is overleg gevoerd met de vakbonden om de personele invulling van het SSC-ZL te stroomlijnen. Dit proces is moeizaam verlopen en de verhoudingen in Maastricht kwamen hierdoor zwaar onder spanning te staan. Daar kwam de ‘e-mail-affaire’ bij waarvan Het besluit om het SSC-ZL op te richten is een collegebevoegdheid, waaraan de gemeenteraad in 2014 haar instemming heeft verleend.
In het onderzoek heeft de rekenkamer zowel het traject rondom de vorming van het SSC-ZL als het e-mailonderzoek naar aanleiding van de verspreiding van vertrouwelijke conceptnotulen, aan de hand van dossierstudies, interviews en de rechterlijke uitspraken gereconstrueerd. Hierbij zijn de belangrijkste beslismomenten waarop de casus – vanuit de-escalatieperspectief – ook een andere wending had kunnen nemen, specifiek gemarkeerd.
Samengevat zijn de aanbevelingen: vermijd tunnelperspectief, sta open voor afwijkende meningen, fixeer niet op één aspect, denk de-escalerend, benut het instrument van de second opinion en maak gebruik van logische reflectiemomenten.

De afstemming tussen jeugdzorg en onderwijs

Jeugdzorg en onderwijs zijn van elkaar te onderscheiden werkvelden waarin de gemeente verantwoordelijk is voor de taken op het gebied van de jeugdzorg en de onderwijsbesturen voor de uitvoering van het (passend) onderwijs. In beide beleidsterreinen is sprake van nauwe samenwerking op regionaal niveau (Zuid-Limburg en/of Maastricht-Heuvelland).
Er is een toenemende behoefte om het passend onderwijs en de jeugdzorg op elkaar af te stemmen. Onderwijsbesturen zijn verplicht ervoor te zorgen dat voor iedere leerling een passend onderwijsaanbod beschikbaar is. Gemeenten zijn verplicht adequate jeugdzorg aan te bieden aan jeugdigen die deze zorg nodig hebben. De ambitie in de jeugdzorg is om problemen zo vroeg mogelijk te signaleren zodat de ondersteuning zo ‘licht’ mogelijk kan zijn. Een ondersteuningsvraag die wordt geconstateerd moet leiden tot een passend antwoord, zo nodig met inzet van jeugdzorg. Om dit te waarborgen is afstemming tussen jeugdzorg en (passend) onderwijs belangrijk. Mede naar aanleiding van een vraag van de gemeenteraad richt dit onderzoek zich op de kaderstellende en de controlerende rol van de raad met betrekking tot de afstemming tussen jeugdzorg en passend onderwijs.
De hoofdconclusie is dat het voor de gemeenteraad niet eenvoudig is om zicht te krijgen op doelstellingen, implicaties en voortgang van de afstemming tussen jeugdzorg en onderwijs.

De Kwaliteit van Raadsvoorstellen

De gemeenteraad neemt besluiten aan de hand van raadsvoorstellen waarin het te nemen besluit wordt toegelicht. Deze raadsvoorstellen worden veelal voorbereid door het ambtelijk apparaat en komen via het college naar de raad. De raadsvoorstellen moeten de raad in staat stellen hun kaderstellende en controlerende rol goed te vervullen.

In dit onderzoek heeft de rekenkamer een aantal raadsvoorstellen beoordeeld met de vraag of deze van voldoende kwaliteit zijn om de besluitvorming door de raad te ondersteunen. Een raadsvoorstel is volgens de rekenkamer van voldoende kwaliteit als het zelfstandig leesbaar is, op hoofdlijnen het voorgestelde besluit weergeeft en de raad ondersteunt bij het nemen van het besluit. De onderzochte raadsvoorstellen zijn beoordeeld aan de hand van drie kwaliteitsaspecten:
• formele kwaliteit (juiste en volledige toepassing van het format),
• tekstkwaliteit (begrijpelijkheid),
• inhoudelijke kwaliteit (consistent en met aandacht voor gemaakte afwegingen).
De hoofdconclusie van het onderzoek is dat de kwaliteit van de raadsvoorstellen matig tot onvoldoende is, omdat met name de inhoudelijke kwaliteit te wensen over laat.

Wat kost een nieuw zwembad? Onderzoek naar de besluitvorming en exploitatie Geusseltbad

De bouw van het Geusseltbad is ca. €8 miljoen duurder geworden dan oorspronkelijk geraamd. Ook moest de exploitatiebegroting in de afgelopen jaren meermalen worden opgehoogd. De hogere kosten en het exploitatietekort, en de vraag of de exploitatie voor de komende jaren wel goed is begroot, waren voor de Rekenkamer Maastricht aanleiding om in 2017 te onderzoeken hoe de besluitvorming rond de bouw en exploitatie van het Geusseltbad is verlopen en welke lessen daaruit kunnen worden geleerd.
Het onderzoek laat zien dat de risico’s en onzekerheden die samenhangen met de bouw en exploitatie van het Geusseltbad vooraf wel globaal zijn geïdentificeerd, maar niet zijn gekwantificeerd en doorvertaald naar de projectbegroting. De risico’s zijn slechts globaal gemeld aan de raad en niet de mogelijke effecten werden niet uitgedrukt in euro’s. Dat had wel gemoeten volgens de rekenkamer, zeker wat betreft de exploitatierisico’s.
De raad is de afgelopen jaren niet volledig en juist is geïnformeerd over de totale lasten van het Geusseltbad voor de gemeente. De informatie die aan de raad is verstrekt is geen goede integrale weergave geweest van de werkelijke gemeentelijke lasten.

LVO Deelonderzoeken I en II

In de zomer van 2018 ontstond grote beroering in het VMBO-onderwijs in Maastricht. Ook college en raad waren bezorgd over de situatie. De raad vroeg (op 9-7-2018) de Rekenkamer Maastricht haar te adviseren over 2 onderwerpen: de monopoliepositie van LVO-Maastricht en de kwestie dat raad en LVO Maastricht al enige tijd in een juridisch traject verwikkeld over de reikwijdte van de formele bevoegdheden van de raad. Uiteindelijk is tot een arbitragetraject besloten. Vaststaat dat de raad formeel een bevoegdheid heeft als het gaat om huisvesting van onderwijsvoorzieningen en waar het openbaar onderwijs betreft, zijn die bevoegdheden nog ruimer. Hoe kan de raad die bevoegdheden effectief uitoefenen, mede gezien de uitspraak inzake de arbitrage? Welke informatie moet de raad daarvoor op welk moment krijgen? Welke vraag c.q. opdracht zou de raad daarvoor bij het college moeten neerleggen? Ook is de rekenkamer gevraagd advies te geven over de positie van de raad m.b.t. onderwijs en m.n zorg voor kwetsbaardere leerlingen t.g.v. de overdracht van Jeugdzorgtaken naar de gemeente in 2015.

Onderzoek naar de sturing op de transformatie van het ENCI-gebied

De Rekenkamer Maastricht heeft de sturing op de transformatie van het ENCI–gebied in Maastricht over de periode 2009–2021, onderzocht. De belangrijkste partijen bij dit proces zijn gemeente Maastricht, Provincie Limburg, ENCI, Natuurmonumenten en de
bewonersvereniging SPA. Deze partijen hebben in 2009 ingestemd met het Plan van Transformatie (PvT), waarin de gewenste situatie van de diverse onderdelen van het ENCI-gebied – na het stopzetten van de mergelwinning – wordt beschreven.
Deze partijen hebben in 2010 een overeenkomst gesloten om dit PvT te realiseren en t.b.v. de uitvoering een stichting opgericht: de Stichting Ontwikkelingsmaatschappij ENCI-gebied (SOME)
In het onderzoek naar de sturing op de transformatie concludeert de rekenkamer dat SOME gedurende de eerste zes jaren een goede impuls heeft gegeven aan het transformatieproces, maar dat er vanaf globaal 2017 haperingen ontstaan in de uitvoering met als belangrijkste oorzaken dat de overgangszone later dan gepland bouwrijp werd opgeleverd en dat het bestemmingsplan niet werd afgerond (mede door de stikstofproblematiek). O.a. deze ontwikkeling noopte tot herijking van het PvT en aansturing van het transformatieproces.
De rekenkamer ziet wel nog risico's in situaties waarin resultaten achterblijven of afspraken niet worden nagekomen. De nieuwe (nog af te sluiten) samenwerkingsovereenkomst tussen partijen zal hier nog aandacht aan moeten besteden.

  • 1
  • 2