Skip to main content

Auteur: Rekenkamercommissie Enschede

Vastgoed

De Enschedese rekenkamercommissie vindt dat het beeld dat de gemeente schetst van het gemeentelijke vastgoed in een aantal gevallen niet overeenkomt met de realiteit en dus een veronderstelde werkelijkheid laat zien. Dit onjuiste beeld lijkt vooral veroorzaakt door de gehanteerde administratieve, beheersmatige benadering van het vastgoedbeleid. Daarnaast is onvoldoende inzichtelijk op welke manier het vastgoed bijdraagt aan het realiseren van de doelstellingen van de Enschedese beleidsprogramma’s.

Relaties externe partijen

Om de bestuurlijke opgaven op velerlei terreinen te realiseren gaat de gemeente Enschede relaties aan met externe partners. De samenwerking met deze externe partners moet bijdragen aan het behalen van maatschappelijke effecten. In een tijd waarin de gemeente bezuinigt en grootschalige decentralisaties doorvoert, wordt samenwerking met externe partijen en dus inzicht in de daarmee verbonden risico’s steeds belangrijker.

Cultuurbeleid

In opdracht van de rekenkamercommissie gemeente Enschede heeft Van den Hoogen, universitair docent kunstsociologie en kunstbeleid aan de Rijksuniversiteit Groningen, een vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden voor een evaluatie van het cultuurbeleid van Enschede.

In het vooronderzoek wordt aangeraden om verdere evaluatie van het cultuurbeleid uit te stellen tot een latere datum. Dit vanwege de vele ontwikkelingen in het veld en bij de gemeente zelf, maar ook omdat in juni 2012 een nieuwe nota cultuurbeleid door het college aangeboden wordt.

Wel leidt het vooronderzoek van dr. Van den Hoogen tot een aantal aandachtspunten en aanbevelingen.

In vervoering? Mobiliteitsbeleid in Enschede

In het najaar van 2011 is de rekenkamer gestart met een onderzoek naar het mobiliteitsbeleid in Enschede. Belangrijkste vraag bij de programmering van dit onderzoek was, of de doelstelling om de bereikbaarheid van Enschede-Centrum en Enschede-West op peil te houden is gerealiseerd dankzij de inzet van instrumenten in het kader van het mobiliteitsbeleid.

De groei van het CJG: CJG-ontwikkeling in Enschede

De Algemene Rekenkamer voerde in samenwerking met 29 lokale rekenkamers een onderzoek uit naar de CJG-ontwikkeling. De rekenkamer Enschede heeft zich aangesloten bij dit onderzoek.
De lokale rekenkamers doen onderzoek in hun gemeente, de Algemene Rekenkamer schrijft een landelijk rapport over de CJG-ontwikkeling. Het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt rond de zomer 2012 verwacht.

Instroombeleid

Met de introductie van de Wwb in 2004 krijgen gemeenten meer vrijheid om het bijstandsbeleid vorm te geven. Tegelijkertijd worden gemeenten financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van het bijstandsbeleid. Als gevolg hiervan trachten gemeenten het beroep op de Wwb te beperken. De gemeente Enschede behoort tot de groep gemeenten met een structureel tekort op het inkomensdeel van de Wwb en zet daarom intensief in op beleid om de bijstandslasten te verminderen. Hiertoe ontwikkelt zij beleid om de instroom tegen te gaan.

(her)ontwikkeling bedrijventerreinen

Het bedrijventerreinenbeleid is geen doel op zich, maar een middel om sociaal-economische ambities te bereiken. Het beleid kan bijdragen aan de versterking van ander beleid en ontwikkelingen, tussen bedrijventerreinenbeleid en diverse andere beleidsterreinen bestaat kruisbestuiving. Gezien het meervoudige belang is de rekenkamercommissie van mening geweest dat systematisch onderzoek naar de beleidskaders van het bedrijventerreinenbeleid gewenst is.

Evaluatie van het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Enschede – de ideele aspecten

Dit onderzoek richt zich op de uitgangspunten van het inkoop- en aanbestedingsbeleid die bijdragen aan de effectiviteit van doelen van andere beleidsterreinen, zoals het economische ontwikkelingsbeleid, het gemeentelijk arbeidsmarktbeleid en het gemeentelijk integriteitsbeleid. Dit onderzoek heeft dus specifieke aandacht voor de bewuste neveneffecten van het inkoop- en aanbestedingsbeleid en kijkt niet naar de effectiviteit en efficientie van het inkoop- en aanbestedingsbeleid zelf.