Skip to main content

Auteur: Rekenkamer Kerkrade

Lid voor de Rekenkamer Kerkrade

Ben jij gedreven om bij te dragen aan de toekomst van een dynamische grensgemeente? De gemeente Kerkrade zoekt een toegewijd lid voor de Rekenkamer om samen de uitdagingen en kansen van onze regio aan te pakken.
De gemeente Kerkrade heeft een actieve Rekenkamer. Deze Rekenkamer bestaat uit drie externe leden, waaronder de voorzitter. De Rekenkamer ondersteunt de gemeenteraad en treedt op als een natuurlijke adviespartner op het gebied van doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid. De Rekenkamer investeert in een constructieve relatie met de gemeenteraad.

Verbonden met Licom

Conclusie van het onderzoek naar de 4 rollen van de raad als eindverantwoordelijke is dat de beleidskaders en informatievoorziening m.b.t. die rollen summier, maar volgens de wet zijn vastgelegd. De informatie¬voorziening schoot echter ernstig tekort, m.n. t.a.v. de financiële kant van de uitvoering. Oorzaken waren de beperkte capaciteit bij de gemeenten in de periode voor 2011 en weinig aandacht voor sociale werkvoor¬zie¬ning bij de gemeentebesturen. Deze moeilijke materie vergt veel kennis en tijd van raadsleden. Tijdens de privatiseringsgolf in de jaren 90 is de uitvoering van de Wsw door de 11 gemeenten op afstand gezet met het oog op efficiëntere marktwerking en hoop op wellicht zelfs een kleine plus. Er was weinig oog voor de budget- en eindverantwoor¬delijk¬heid van de raad. Vermenging van publiek en privaat maakt governancevraagstukken ingewikkeld. Conclusie is dat de governancestructuur niet optimaal heeft gefunctioneerd en aanleiding was voor een problematiek van dubbele petten en gebrekkige of tegenstrijdige informatiebehoeften. Gemeentebesturen werden niet adequaat geïnformeerd over de financiële risico’s. De structuren van GR (WOZL) en NV (Licom) worden vaak genoemd als reden voor de imperfecte informatie¬voorziening. De RKC’s menen dat de diverse governancecodes voldoende instrumenten en waarborgen kunnen geven, afhankelijk van de structuur van de uitvoering.

Rapportage: Inhuur van externen

De centrale conclusie is dat de omvang van de inhuur lager is dan de gehanteerde streefnorm, het aantal FTE is wel hoger dan de landelijke benchmark maar heeft financieel beperkte impact vanwege het inverdieneffect van de lage(re) kosten voor externe inhuur. Dit is positief. Daarbij dient opgemerkt te worden dat de balans vast en flexibel personeel nader aandacht behoeft, waak ervoor dat de noodzakelijke flexibele schil onder druk komt de staan door de vaste formatie uit te breiden. De rekenkamercommissie is voorts van mening dat de gemeente meer aandacht moet hebben voor het uitwerken en effectueren van beleid. De besturingsfilosofie is leidend maar is onvoldoende uitgewerkt in een beleidsdocument waardoor niet altijd duidelijk is hoe de uitgangspunten geïnterpreteerd worden. Dit geldt feitelijk ook voor het (op zich professionele) HR beleid. Capaciteitsmanagement is onvoldoende gestructureerd en instrumenten, zoals afdelingsplannen, om op een normatieve wijze structureel capaciteitsmanagement een plek te geven zijn onvoldoende uitgewerkt en ingebed in de organisatie.

Juridische Control van de gemeente Kerkrade

Als algemene conclusie van het onderzoek geldt dat de juridische controlfuctie binnen de organisatie van de gemeente Kerkrade niet in een aparte functie is neergelegd. Daardoor bestaat een kans op een gefragmenteerde kijk op juridische implicaties van feitelijk handelen,  privaatrechtelijk handelen of publiekrechtelijk handelen. Dit heeft tot gevolg dat juridische risico’s onvoldoende onderkend zouden kunnen worden.Om dit het hoofd te bieden heeft de Rekenkamercommissie op basis van haar bevindingen in het onderzoek een achttal aanbevelingen geformuleerd.

Onderzoek sturing en beheersing grote projecten

Doel van dit onderzoek was antwoord op de vraag hoe de gemeente Kerkrade grote projecten organiseert en welke leerpunten over de sturing en beheersing de gemeente (raad, college en ambtelijke organisatie) kan halen uit de ervaring in de praktijk? Eerste conclusie is dat er geen algemene kaders en voorschriften zijn die ingaan op de wijze waarop de gemeente wil sturen op grote projecten. Zo is niet vastgelegd welke elementen in een projectplan naar voren moeten komen, welke keuzes voor de projectorganisatie kunnen worden gemaakt en hoe de gemeente wil sturen op de voortgang van projecten. In de praktijk blijkt dat het college geen eenduidige aanpak hanteert voor de wijze waarop het grote projecten inricht en stuurt. In de projecten Rodahal en Carboonplein is vooraf en tijdens de uitvoering weinig aandacht geweest voor het expliciteren en vastleggen van beoogde doelen, risico’s en te hanteren projectfasen.

Ten tweede zijn er geen algemene afspraken gemaakt over de wijze waarop de raad invulling wenst te geven aan zijn kaderstellende en controlerende rol in de sturing op grote projecten. Hierdoor is niet duidelijk wanneer en hoe de raad over de voortgang wordt geïnformeerd. Ook op casusniveau – in de projecten Rodahal en Carboonplein – blijken raad en college geen duidelijke afspraken te hebben gemaakt over de beoogde sturing door de raad. Vooral in het project Rodahal is hierdoor bij enkele raadsfracties het gevoel ontstaan dat zij geconfronteerd zijn met voldongen feiten.

Zicht op de bodem! Onderzoek inzake gemeentelijk grondbeleid, alsmede uitvoering en verantwoording ervan.

In het voorjaar van 2009 heeft de Rekenkamercommissie Kerkrade besloten om te onderzoeken op welke wijze het grondbeleid van de gemeente Kerkrade geformuleerd is, tot stand komt en op welke wijze invulling wordt gegeven aan de uitvoering van het grondbeleid.
De doelstelling van het onderzoek is de gemeenteraad inzicht te verschaffen in het gemeentelijk grondbeleid, alsmede de uitvoering en verantwoording ervan. De resultaten van het onderzoek kunnen worden benut bij de sturing en beheersing van het grondbeleid en de daarmee samenhangende grondexploitaties.

Goed de weg op; goed op weg. Verstrekking van hulpmiddelen en voorzieningen in het kader van de Wvg en Wmo in de gemeente Kerkrade (2006-2007)

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is een vrij jonge wet die nog volop in de belangstelling staat. Zo ook bij de rekenkamercommissie Kerkrade. Ruim een jaar na invoering is de rekenkamercommissie benieuwd naar de werking van de Wmo; voldoet deze aan de verwachtingen?

De rekenkamercommissie heeft in het bestek “Onderzoek naar de uitvoering van de W.M.O.” als probleemstelling aangegeven dat het onderzoek betrekking heeft op de doelmatigheid, de doeltreffendheid en de kwaliteit van de dienstverlening. De Wmo omvat in totaal negen taakvelden om de maatschappelijke participatie van alle burgers te bevorderen. Dit onderzoek beperkt zich tot de taakvelden 3 (advies en informatie geven) en 6 (voorzieningen voor mensen met een beperking). De te onderzoeken dienstverlening betreft de uitvoering van de in natura te verstrekken individuele voorzieningen aan gehandicapten in het kader van de Wvg en vanaf 1 januari 2007, de Wmo. Dat geldt met name voor de verstrekking van individuele woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen.1 De rekenkamercommissie wil deze dienstverlening inzichtelijk maken en boordelen.

Het verband met verbonden partijen; inventarisatie van verbonden partijen in de gemeenten Kerkrade, Brunssum, Heerlen, Landgraaf, Voerendaal en de WGR+ regeling Parkstad Limburg

Dit rapport is een weergave van een onderzoek naar de Verbonden Partijen in de gemeenten Brunssum, Heerlen, Landgraaf, Kerkrade en Voerendaal. Een Verbonden Partij is een instelling of regeling waarbij een gemeente zowel een bestuurlijk als een financieel belang heeft.

De vier raamwerken zijn:

  1. Informatievoorziening over Verbonden Partijen
  2. Bestuurlijk en financieel risico Verbonden Partijen
  3. Netwerk en netwerkfunctie Verbonden Partijen
  4. Aansturing Verbonden Partijen.

Minimabeleid gemeente Kerkrade. Minimaal of meer sociaal?

Het Kerkraads minimabeleid is op hoofdlijnen onderzocht en vergeleken met de referentiegemeenten Heerlen, Brunssum en Landgraaf. Daarbij kwamen zowel beleidsmatige aspecten als financiële gegevens aan de orde. Verder is nader ingegaan op de doelstellingen en instrumenten van het Kerkraadse minimabeleid.

Naar aanleiding van het onderzoek blijkt dat er geen belangrijke afwijkingen zijn ten opzichte van de referentiegemeenten. Wel zijn er op onderdelen (kleine) verschillen tussen de gemeenten. Een groot gedeelte van de uitgaven die de minima direct of indirect ten goede komen wordt door de gemeente Kerkrade uit eigen middelen bekostigd. Voor wat betreft doelstellingen en instrumenten van het Kerkraads minimabeleid is sprake van een duidelijke ontwikkeling in de informatievoorziening. Ook is er sprake van een ontwikkeling in de instrumenten om de doelgroep (beter) te bereiken. Het beleidsplan SoZaWe speelt hier een prominente rol. De conclusies en aanbevelingen zijn vermeld in hoofdstuk 8.

Doelen aan de horizon; een andere kijk op de programmabegroting van de gemeente Kerkrade

Met de invoering van het duale stelsel werden de taken van de gemeenteraad en het college ontvlecht. De raad concentreert zich met name op het stellen van kaders, het sturen op hoofdlijnen, het uitoefenen van controle en het vertegenwoordigen van de kiezer. Het college bestuurt, voert uit en legt verantwoording af. Deze gewijzigde verhoudingen hebben ook gevolgen gehad voor de begrotingsopzet. De rekenkamercommissie wenst een positieve bijdrage te leveren aan het verder doorontwikkelen van de programmabegroting van de gemeente Kerkrade.
De programmabegroting en de programmarekening moeten voor de raad goed bruikbaar zijn als (bij)sturings-, controle- en verantwoordingsinstrument. De rekenkamercommissie heeft onderzocht in hoeverre dit het geval is. Daarbij is als toetsingskader onder meer gebruikt de ontwikkeling van de programmabegroting, de totstandkoming van de programma’s, de wijze waarop doelstellingen zijn geformuleerd, het aantal doelstellingen en de wijze van sturing. Er is specifiek aandacht geschonken aan programma 11 “Beheer”.
Uit het onderzoek komt naar voren dat een aantal verbeteringen wenselijk en mogelijk zijn. De conclusies en aanbevelingen zijn vermeld in hoofdstuk 6.