Skip to main content

PB: “De staat van de rekenkamer”

Gepubliceerd op:
dinsdag 02-04-2013
Gepubliceerd door:
NVRR Secretariaat

PB: “De staat van de rekenkamer”

PERSBERICHT 

Rekenkamer is voor raad actieve steun in meeste gemeenten

In 380 van de 415 Nederlandse gemeenten bestaat een actieve rekenkamer of rekenkamercommissie. Dat komt overeen met 91,6 % van de gemeenten. In 20 gemeenten is de afgelopen twee jaar  de rekenkamer inactief geweest vanwege aanhoudende discussie over de juiste rekenkamervorm of door gemeentelijke herindeling. In nog eens 15 gemeenten (vooral in Zeeland, Noord-Brabant en Friesland) krijgt de rekenkamerfunctie geen invulling, omdat er lokaal geen politiek draagvlak voor is. Deze 15 gemeenten hebben gemiddeld 15.000 inwoners en vertegenwoordigen opgeteld 1,3% van de Nederlandse bevolking.

Het bovenstaande staat in het rapport De staat van de rekenkamer. Dit onderzoek is in opdracht van de NVRR, de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers & Rekenkamercommissies, in het najaar van 2012 uitgevoerd. Doel van het onderzoek is precies in kaart te brengen in hoeveel gemeenten en waarom er sprake is van een "slapende rekenkamer". In eerdere onderzoeken, uit 2010 en 2011, werd dit fenomeen gesignaleerd.

Betere publieke verantwoording nodig

De Gemeentewet schrijft sinds 2006 voor dat elke gemeente een rekenkamer of rekenkamerfunctie moet hebben. Die verplichting blijkt nu in 3,6 % van de gemeenten niet door de gemeenteraad te worden ingevuld: er worden geen leden benoemd of het benodigde budget ontbreekt. Volgens NVRR-bestuurslid Gerrit Hagelstein blijkt uit het op 2 april 2013 gepubliceerde onderzoek dat het aantal inactieve rekenkamers niet zo groot is: "Daarmee maken we als NVRR het probleem beslist kleiner. Wettelijke verplichtingen moeten worden nageleefd, dat staat buiten kijf. De verantwoordelijke toezichthouders moeten daar actie op ondernemen. Maar tegelijkertijd is er een ander vraagstuk mee verbonden. De financiën van nogal wat gemeenten staan zo onder druk, dat de lokale politiek besluit te bezuinigen op onder meer de rekenkamer. Hierdoor kunnen er minder of geen onderzoeken meer worden uitgevoerd. Het gevolg is dat de gemeenteraad minder onafhankelijke informatie krijgt over het presteren en functioneren van het gemeentebestuur. Daarbij komt er de komende jaren, als gevolg van de decentralisaties, een grote verantwoordelijkheid op de gemeenten af. En de controle daarop moet door de gemeenteraden vorm en inhoud gegeven worden. Daarbij is een goed toegeruste rekenkamer hard nodig", aldus Hagelstein (zelf actief in de rekenkamer van Lingewaard).

Budget varieert

Het NVRR-onderzoek omvat zowel een inventarisatie van rekenkameractiviteiten en diverse modellen in gemeenten als een verdiepend deel waarin wordt nagegaan waarom in sommige gemeenten geen rekenkamer functioneert. In het onderzoek is ervan uitgegaan dat een rekenkamer over een eigen budget moet beschikken en minimaal eens per twee jaar een onderzoek uitbrengt. Alle Nederlandse gemeenten opgeteld besteden per jaar € 18 miljoen aan de rekenkamers. Dat totaal is onder druk van bezuinigingen in de afgelopen vijf jaar met 10 % gedaald.

Bijna één op de vijf van de gemeentelijke respondenten verwacht de komende jaren een verdere daling van het budget. De meeste gemeenten geven gemiddeld circa € 25.000 uit aan rekenkameronderzoek. Grote steden kennen rekenkamers met een gemiddeld budget van ruim € 500.000. De verschillen tussen gemeenten zijn aanzienlijk: er wordt tussen de € 0,- en € 6,54 per inwoner aan de rekenkamerfunctie besteed. Dat is gemiddeld  € 1,08 per inwoner.

Van ondervraagde gemeenteraadsleden geeft 89% aan de rekenkameronderzoeken van goede kwaliteit te vinden, 68 % van hen acht deze onderzoeken belangrijk. Ondervraagde leden van colleges van burgemeester en wethouders (de "gecontroleerden") tonen zich kritischer over het rekenkamerwerk.


NB Naarmate de datum waarop dit bericht gepubliceerd is verder in het verleden ligt, neemt de actualiteitswaarde af. Ook kan het bericht ingehaald zijn door de nieuwe actualiteit. Raadpleeg indien nodig ook andere bronnen.