Skip to main content

De minister reageert op vragen Tweede Kamer

Gepubliceerd op:
donderdag 22-12-2016
Gepubliceerd door:
NVRR Secretariaat

De minister reageert op vragen Tweede Kamer

Op 7 juli 2015 stuurde minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van de aangenomen motie-Fokke het Actieplan lokale rekenkamers naar de Tweede Kamer. Wij reageerden daar als NVRR in november 2015 schriftelijk op, na een levendige discussie binnen onze vereniging. Ook leidde het actieplan tot een aantal Kamervragen. De minister stuurde op 28 november 2016 een brief naar de Tweede Kamer, waarin hij ingaat op de Kamervragen.

De minister wil blijkens zijn recente brief ruimte creëren voor een belangrijke rol van raadsleden, maar hij blijft wel bij zijn standpunt dat vanwege de onafhankelijke positie van de rekenkamer raadsleden geen volwaardig lid kunnen zijn van een rekenkamer. Hun betrokkenheid moet beperkt blijven tot een adviesfunctie. We zien in de beantwoording van de minister geen nieuwe argumenten en zien daarom ook geen reden om het standpunt van de vereniging te veranderen. Dat standpunt is: raadsleden mogen volwaardig lid zijn van een gemeentelijke rekenkamer, maar niet in meerderheid, en niet in de rol van voorzitter.

De ondersteuning is een tweede punt dat ons opviel in de beantwoording. De minister herhaalt op Kamervragen hierover alleen de huidige wettekst, waarin staat dat ambtenaren die voor de rekenkamer werken niet tevens werkzaamheden mogen uitvoeren “voor andere organen van de gemeente” (Gemeentewet, artikel 81j, derde lid). Dat maakt het ook onmogelijk voor griffiemedewerkers om een deel van hun tijd te besteden aan ondersteuning van de rekenkamer nieuwe stijl. Wij hebben gepleit om een wettelijke uitzondering te maken voor medewerkers van de griffie. Dat heeft een praktische reden. Het zal in de huidige context voor veel rekenkamers financieel lastig, zo niet onmogelijk worden om een volwaardige functie te creëren voor een ondersteuner en het extern inhuren van ondersteuning voor een beperkt aantal uren zal de kwaliteit niet ten goede komen. Daarnaast lijkt het ons ook te verdedigen omdat de griffie voor de raad werkt.

Over gemeenten met inactieve  rekenkamer(commissie)s merkt de minister op dat hij, in samenwerking met de VNG en de NVRR, in gesprek zal gaan met deze gemeenten. Hij beoogt gezamenlijk en doelgericht actie te ondernemen om in deze gemeenten de rekenkamer te activeren. Wij hadden hierbij gehoopt op iets meer daadkracht. Het gaat namelijk niet alleen om rekenkamers die bij gebrek aan enig budget totaal inactief zijn. Er zijn ook rekenkamers of rekenkamercommissies die door te weinig budget erg beperkt zijn in hun mogelijkheden. Wij missen bij de minister aandacht voor het probleem van de adequate bekostiging van rekenkamers. De huidige grondslag in de wet (Gemeentewet, artikel 81j, eerste lid) is te vrijblijvend. Daarmee kan de rekenkamer een speelbal worden van politieke voorkeuren. We zullen als vereniging zelf met voorstellen hierover komen in het voorjaar van 2017.

De minister heeft dus wel naar signalen geluisterd en er ook iets meegedaan. Helemaal tevreden zijn we echter nog zeker niet. Wij zullen  de politieke besluitvorming over het actieplan met belangstelling volgen en blijven graag met de minister en de VNG in gesprek over de randvoorwaarden die nodig zijn om ons werk goed te kunnen doen.


NB Naarmate de datum waarop dit bericht gepubliceerd is verder in het verleden ligt, neemt de actualiteitswaarde af. Ook kan het bericht ingehaald zijn door de nieuwe actualiteit. Raadpleeg indien nodig ook andere bronnen.